Uitzicht

Mijn appartement grenst aan grasland, mooi kan het hier zijn. Ik sta hoog zodat ik alles tot aan de overkant kan zien. Als ik het goed weet is het grasland van de gemeente en wordt verpacht aan een boer die daardoor meer stront kwijt kan. Vanaf juli tot de eerste lammeren in het voorjaar komen, verrijken schapen het decor. Al diverse keren ben ik een held geweest. Een schaap lag op zijn rug in de wei. Door een ontwerpfoutje kan zij niet meer uit zichzelf op de poten komen. Als het lang duurt, gaat ze ondersteboven dood. Een flinke duw van mij is voldoende, dan slaat ze om en krabbelt op en loopt met stijve poten bij mij vandaan. Zonder een blik achterom of een spoor van dankbaarheid.

Op ons weiland staan bomen. Ze willen niet graag groeien. Na een tijdje gaan ze meestal dood. De nieuwen zijn onwillig, toch blijft de gemeentelijke bomenman het proberen. De bomen zijn een eis van de bewoners aan de overkant. Zij willen onze appartementen niet zien. In mijn niet fotografeer periode landde op Koninginnedag een hete luchtballon die nauwelijks ons gebouw kon ontwijken. Iemand gilde hard toen het mandje waarin enkele lui in toefden een paar meter over het gras werd getrokken. Zij gedroegen zich als omgevallen schapen, hooghartig wezen ze de hulp af van mijn aangesnelde buren.

Op een avond, de zon stond op het punt richting Engeland te vertrekken, stond een schaap in de sloot. Hij blaatte en keek omhoog toen ik vanaf mijn balkon naar hem keek. De boer meldde mij dat hij met zijn neef zou komen. Ik vertrok en kwam diep in de nacht thuis. De volgende morgen staat het schaap nog steeds in de sloot. Na mijn iets wat korzelige melding aan de boer, zei hij: ‘al weer één?