Een bliksembezoek aan Rottumeroog
‘Eiland en eilandangst: twee woorden voor dezelfde hartstocht’ Schrijver en televisiemaker Boudewijn Büch (1948-2002) kon er niet over ophouden. Hij verzon het woord Nesofilie (eilandliefde). Alles willen weten en voelen over die kleine plekjes door zee omringd land. Wanneer ik vanuit Noordpolderzijl onderweg ben naar Rottumeroog wordt mijn oude wens werkelijkheid. Een bezoek aan onze nationale stip op de wereldkaart. Het is een kille dag, het water tussen Rottumerplaat en Rottumeroog is onrustig en de witte rollers zien er even vriendelijk uit als de kat voor de muizen. Ik sta ontspannen maar vol verwachting in de stuurhut. De schipper zoekt met zijn verrekijker de horizon af naar zijn zelf gestoken prikken waar hij ons in zijn privékreek kan afzetten. Instinctief zet hij het schip bij het wegebbende water tegen een bank. Na nog een kilometer door het water lopen, kom ik op het eiland. Als ik aankom zie ik op de uitgesleten zandheuvel verdwaalde rode stenen in het zand. Het is nog vroeg in de ochtend. De lucht is blauw en de zon verwarmt nauwelijks. Als je het duin opklimt kom je al snel bij de oude Zeekaap 22 meter hoog en gebouwd in1883, maar wordt niet meer gebruikt als baken. Vanaf de Kaap kun je zien dat Rottumeroog weinig meer is dan een duinenrij met daarachter vlak groen begroeid land. Vanuit de waddenkant loopt als een barst door het eiland een kwelder het binnenland in. Het broedseizoen is voorbij. Geen enkel teken van leven, geen tweede woninkjes, geen tennisbanen, geen horeca, geen camping, geen mens op het strand alleen een optrekje waar tijdens het broedseizoen vogelwachters broedgegevens verzamelen en onverlaten van het eiland moeten weren. De natuur kan zijn gang gaan. Naar het noorden zie je de ruimte van de Noordzee met de vaargeul voor grote schepen naar de Eemshaven. De bebouwing van Borkum, de uitbreiding van de Eemshaven en de plannen van een windmolenpark, geven mij het gevoel dat het eiland gedoemd is een gecontroleerde dierentuin te worden. Ik denk aan breinbaas Kweetal die tegen zijn vriend zei: ‘De natuur is nog groot al wordt hij steeds kleiner Peé’