Scheepswerf op een Kaapverdisch Eiland

Ambachtelijk bouwen

Ineens, in de verte zie ik een scheepje in aanbouw. Het is aan het einde van de boulevard van Ponto do Sol op het eiland San Antao, één van de Kaap Verdische eilanden. Dichterbij gekomen zijn twee mannen bezig met een mal, geknipt uit verpakkingsmateriaal de juiste spantvorm te bepalen. Het scheepje waarvan de spanten zijn opgezet, wordt op straat gebouwd, omdat het werfje te klein is om het schip op te zetten. De boulevard die naast de werf doodloopt, is een uitgelezen plek het schip te bouwen. Stoer staan de spanten te pronken en de voortgang wordt dagelijks gadegeslagen door mannen zonder werk. De mooie werfnaam Oficina de Carpintaria Naval e Revestimento en Fibra de Vidro zou door de  opstelling van de lintzaag en vlakbank onder een scheef afdakje, onze bolle inspecteur van de arbodienst ter plekke een hartvergroting bezorgen, waarom eigenlijk? De acht broers Gomes waarvan ik van alle acht ‘de vijf’ krijg zijn onbeschadigd en hebben het prima voor elkaar. Twee zie ik bezig aan de lintzaag met een nieuwe spant, één zie ik schaven, één zie ik disselen, twee werken aan een reparatie, één is aan het zagen. José staat mij te woord. Met handen en voeten in het Frans, waar we allebei niet echt goed in zijn, vertelt hij over hun dagelijkse werk, het bouwen en repareren van open vissersbootjes dat gebeurt onder een ruime, wat wij een ‘carport’ noemen. Weg van de brandende zon.

Op het kleine terrein liggen grote en kleine boomstammen van allerlei soorten hout, het lijken  restanten maar is het kapitaal van de werf. José wijst op de verschillende houtsoorten waarmee ze werken: mogno ( mahonie) uit Afrika,  amendoa (amandel), pinho (dennen) en wat inlands hout. Hij wijst met zijn wijsvinger naar zijn hoofd wanneer ik vraag de tekeningen te mogen zien van het schip dat op de boulevard wordt gebouwd. Hij bedoelt niet dat ik of hij gek is maar, dat de kennis van het bouwen in zijn hoofd is opgeslagen. Trots vertelt José dat  de werf zes grote vissersboten boven de acht meter tot twaalf meter heeft gebouwd. Het scheepje buiten in de spanten wordt 11 meter lang bij een breedte van 3,30 meter en afgebouwd met watervast hechthout dat wordt vastgezet met lijm en gegalvaniseerde schroeven. Daarna bekleed met drie lagen glasvezel, geschuurd en afgewerkt met een topcoat. Er komt een klein stuurhuisje op met navigatie-instrumenten en 2 hutjes met 4 kooien die het mogelijk moeten maken verder op de Atlantische oceaan te gaan vissen. Crisis? Wanneer er geen of te weinig werk is, gaat de wet in werking: geen werk, geen eten. Dan gaan we vissen om de maag te vullen. Buiten komt een reusachtige Creool naast me staan en samen kijken we naar de opgestelde spanten. Hij zegt in onvervalst Rotterdamse ‘wie niet in wonderen gelooft, is geen realist’